Nucleaire Geneeskunde

Nucleaire geneeskunde is een domein binnen de medische beeldvorming dat gebruik maakt van radioactieve isotopen voor het maken van diagnostische beelden. Bij nucleaire geneeskunde wordt een patiënt geïnjecteerd met een product dat radio-isotopen bevat. Na inspuiting wordt dit radioactieve product opgenomen door een specifiek lichaamsdeel (bijvoorbeeld de botten) en zendt ioniserende straling uit. Wanneer deze straling het lichaam verlaat, wordt ze gedetecteerd en omgevormd tot een beeld (bijvoorbeeld van het skelet). Het radioactieve product zelf verlaat na korte tijd het lichaam, onder meer via de urine. De stralingsdosis die je als patiënt bij zo’n onderzoek ontvangt, is vergelijkbaar met die van een CT-onderzoek.

Beeldvormingstechnieken in de nucleaire geneeskunde worden soms gecombineerd met een CT-onderzoek.

Binnen de nucleaire geneeskunde worden drie beeldvormingstechnieken gebruikt:

  • Planaire scintigrafie
  • Single-Photon Emission Computed Tomography (SPECT)
  • Positron Emission Tomography (PET)

Planaire scintigrafie

Bij planaire scintigrafie wordt de straling die het ingespoten radioactieve product uitzendt, gemeten met één of twee stilstaande detectoren. Het resultaat is een tweedimensionaal beeld van de stralingsactiviteit in het lichaam.

Single-Photon Emission Computed Tomography (SPECT)

Bij SPECT wordt de ioniserende straling die door het ingespoten radioactieve product wordt uitgezonden, gemeten met detectoren die rond de patiënt draaien. Door de metingen onder verschillende hoeken om te zetten naar beelden, wordt een driedimensionaal beeld van de verdeling van het radioactieve product in het lichaam gemaakt.

Positron Emission Tomography (PET)

Het radioactieve product (FDG) dat bij PET gebruikt wordt, wordt (net zoals glucose) vooral opgenomen door cellen die zeer ‘actief’ zijn. Een PET-onderzoek brengt dan ook delen van het lichaam in beeld met een verhoogde celactiviteit (tumoren, infecties,...). Om deze zones zo precies mogelijk te lokaliseren wordt vaak bijkomend nog een CT-onderzoek uitgevoerd. Hierbij spreekt men dan van een PET-CT onderzoek.Bij PET wordt een ring van detectoren gebruikt om de ioniserende straling te meten. Het radioactieve product dat bij PET gebruikt wordt, zendt ‘positronen’ uit. Een ‘positron’ verandert in het lichaam en produceert twee ioniserende stralen. Deze twee stralen verlaten het lichaam in tegengestelde richting (onder een hoek van 180°). De detectoren meten langs weerszijde beide signalen en kunnen op die manier heel nauwkeurig de oorsprong van het signaal berekenen. Het resultaat is een gedetailleerd beeld van de verdeling van het geïnjecteerde radioactieve product in het lichaam.